Study Day 2015

Afscheid José van Santen van Universiteit Leiden

Door Ina

Op een van de eerste warme zomerdagen van 2015 werd op vrijdag 5 juni het seminar Youth, Gender and Islam: Reflections on Recent Developments gehouden ter gelegenheid van het officiële afscheid van Dr. José van Santen als wetenschappelijk medewerkster van het Instituut Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie (CA-OS) van de Universiteit Leiden. In deze functie heeft José vele jaren onderwijs gegeven en onderzoek verricht over allerlei antropologische thema’s waarin gender centraal stond, maar ook ontwikkelings- en milieuvraagstukken kregen haar aandacht. Het seminar was mede georganiseerd door LOVA omdat José in 1979 het initiatief nam voor de oprichting van onze vereniging en ze is sindsdien daarin altijd actief gebleven. In juli 2004 kreeg José bij het 25 jarig bestaan van LOVA het erelidmaatschap van de vereniging vanwege haar grote inzet ervoor.

5juni2015

Het seminar vond plaats in een zeer warme zaal van het Pieter de la Court gebouw waarin het Instituut CA-OS van de Leidse universiteit is gevestigd. Het begon met drie lezingen en een aansluitende panel sessie, daarna volgde de uitreiking van de Marjan Rens-LOVA Scriptieprijs 2015 en tenslotte hield José een afscheidsrede met als titel “If we would only know the ideology of these Boko Haram attackers…”. Daily life and Islamic identities in a region under terror. Na het seminar was er een borrel en nadien nog een gezamenlijke maaltijd in een restaurant voor de volhouders. Hieronder volgt een samenvatting van de lezingen, het panel en de afscheidsrede van José. Merel van Manson die de Marjan Rens-LOVA Scriptieprijs 2015 won met haar masterthesis over vrouwen die gebruik maken van de diensten van mannelijke betaalde sekswerkers, gigolo’s, zal in het LOVA tijdschrift van eind 2015 zelf de inhoud van haar thesis beschrijven.
Nadat het seminar om 13.30 uur was geopend door prof.dr. Gerhard Persoon als directeur van het Instituut CA-OS, nam prof.dr. Peter Geschiere de rol van voorzitter op zich. Peter vertelde het publiek dat hij als inmiddels gepensioneerd collega van José haar komst bij het Instituut CA-OS in 1988 bij de toenmalige afdeling Vrouwen en Automie, VENA zich nog goed kon herinneren. Hij kende José van haar antropologiestudie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam begin jaren tachtig waar hij destijds docent was en haar begeleidde bij de eindscriptie van de toenmalige doctoraalopleiding. Toen ze in Leiden werkte aan haar promotieonderzoek in Noord Kameroen was hij ook daarbij betrokken vanwege zijn eigen onderzoek in datzelfde land. José promoveerde echter in 1993 aan de Universiteit van Utrecht waar ze werkte toen ze haar promotieonderzoek begon en tot 1992 eveneens een aanstelling had, bij prof.dr. Bonno Thoden van Velzen. Haar onderzoek betrof de bekering tot de islam van een bergbevolkingsgroep, de Mafa, met speciale aandacht voor de effecten daarvan op hun gender relaties.

LOVAdag

Na deze introductie beet dr. Marloes Janson de spits af van de drie lezingen. Marloes had in de jaren negentig culturele antropologie gestudeerd in Leiden en was door José geïntroduceerd in de feministische antropologie en ook door José begeleid bij haar leeronderzoek in Gambia. Zij is nu werkzaam als docent en onderzoeker bij SOAS (voorheen School of Oriental and African Studies) van de University of London. Marloes memoreerde dat zij van José zoveel had geleerd over de grote diversiteit in beelden en gedragspatronen van vrouwen en mannen. Dit thema stond ook centraal in haar lezing Male wives and female husbands: Reconfiguring gender in the Tablighi Jama’at in the Gambia, op basis van haar recente boekpublicatie. De Tablighi Jama’at is een missionaire beweging van moslims die in 1927 in India is ontstaan en al enige tijd in West Afrika actief is. De aanhangers willen een revival van de islam en leven zoals in de tijd van de profeet. Echter, vanwege hun missionaire werkzaamheden wijken mannen en vrouwen in praktijk op een aantal punten af van de voorgeschreven rolverdeling tussen de seksen. Marloes gaf hiervan diverse voorbeelden die het publiek zeer aanspraken. Ze stelde dat de vrouwen in de beweging echter niet vroegen om meer macht voor vrouwen, ze zouden zeer kritisch zijn over westerse feministische ideeën. Volgens Marloes is er in de relatie tussen vrouwen en mannen in de Tablighi beweging eerder sprake van overstijging van de tegenstellingen, er is geen oppositie maar veeleer dialectiek.

Ook dr. Juliette Schaafsma had José leren kennen tijdens haar studie culturele antropologie in Leiden. In haar tweede jaar wilde ze haar leeronderzoek gaan doen in Kameroen, het werkgebied van José. Ze vond dit een uitdaging omdat José bekend stond als een strenge docent en als feminist. Feministen kende ze niet in haar eigen omgeving maar ze verzamelde uiteindelijk toch voldoende moed om José als begeleider te vragen. Het was allemaal reuze meegevallen; José had haar geïntroduceerd in de wereld van genderstudies en bij de mensen in Kameroen waar ze in 1994/5 haar leeronderzoek deed bij de Mafa in het Mandaragebergte. Momenteel werkt Juliette bij het Department of Communication and Information Sciences, School of Humanities, Tilburg University. Juliette vertelde over enige ervaringen in het Noord Kameroenese dorp van destijds en het verschil in motieven van Mafa vrouwen en mannen om zich tot de islam te bekeren. Dit gebeurde meestal pas na migratie naar de regionale steden en vrouwen bekeerden zich later dan mannen. In de Mafa samenleving wisselen vrouwen regelmatig van echtgenoot en gaan uiteindelijk bij hun jongste zoon wonen. Motieven voor bekering tot de islam bij vrouwen op oudere leeftijd waren onder meer dat ze dan een vangnet hadden omdat de moslimgemeenschap meer zorg en steun bood dan de Mafa gemeenschap. Oudere vrouwen zonder zonen eindigen op oudere leeftijd vaak alleen. Ook sprak Juliette over de recente opkomst van de organisatie Boko Haram die onder islamistische vlag opereert in Noordoost Nigeria en die ook in Noord Kameroen aanvallen pleegt. Zij noemde drie motieven voor de aansluiting van jongeren bij dergelijke radicale bewegingen en koppelde dit aan haar eigen huidige onderzoek onder christelijke en islamitische fundamentalistische Nederlandse jongeren.

Dr. Karin Willemse hield de derde lezing die ze als titel had gegeven: Hakamat cheering on Janjaweed to attack. Youg men, violence and the role of women in the construction of masculinities in Darfur, Sudan. Ook Karin begon met het ophalen van een herinnering aan de tijd toen ze José leerde kennen. Voor haar was dat niet als studente, maar tijdens haar promotieonderzoek aan de Leidse Universiteit bij de afdeling VENA van het Instituut CA-OS. Haar herinnering ging vooral over een ‘intellectual atelier’ over Afrika onderzoek in 2001 waarvoor José en zij door het Institute for Islam in the Modern World (ISIM) waren uitgenodigd en dat hen inspireerde tot het schrijven van een onderzoeksvoorstel over veranderingen in de islam in Afrika. In 2006 verkregen ze van NWO subsidie voor het project ‘Islam in Africa, moving frontiers’ dat onderdeel uitmaakte van het grote onderzoeksprogramma ‘The future of the religious past’. Ze werkten binnen het project samen met collega’s uit Zuid Afrika en Senegal. Karin werkt momenteel aan de School of History, Culture and Communication van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In haar lezing stelde Karin de vaak gebruikte koppeling tussen mannen en geweld en vrouwen en vrede ter discussie. Dit deed ze door te vertellen over de Hakamat, oudere Arabische vrouwen in de provincie Darfur van Sudan die liederen zingen op allerlei ceremoniële gelegenheden, in ruil voor geld of goederen. Sommige van deze liederen roepen jonge mannen op om de strijd aan te gaan met hun vijanden, leden van andere etnische groepen in de regio. Karin koppelde dit aan een schets van de historische belangenconflicten tussen verschillende bevolkingsgroepen in Darfur en de burgeroorlog van 2002-2003. Ze stelde dat de tot geweld oproepende liederen van de Hakamat vrouwen gezien moeten worden in de context van de veranderende economische en politieke omstandigheden waarin vrouwen en mannen moeten zoeken naar nieuwe taken en rollen.
In de panel sessie na de drie lezingen mocht José als eerste reageren op de drie lezingen. Zij meende dat al de drie verhalen mooie illustraties gaven van de dynamiek en complexiteit van gender constructies. Daarna volgde een korte discussie naar aanleiding van een opmerking van een toehoorder, Fenneke Reysoo, dat zij het spijtig vond dat in de lezingen te weinig naar voren gebracht was dat de geboden informatie is gebaseerd op langdurig etnografische veldonderzoek en reflectie daarover. In de bespreking die daarop volgde kwam opnieuw de vraag naar voren waarom vooral jonge mannen zich aansluiten bij radicale militante bewegingen. Zowel Marloes als Karin meenden dat een dergelijke aansluiting vaak tijdelijk is en vooral mannen betreft die nog geen noodzaak voelen of geen mogelijkheid hebben om een huwelijk te sluiten en familieverantwoordelijkheid te dragen. Karin sprak van ‘men in limbo’. Juliette bepleitte meer vergelijkend onderzoek tussen Afrika en Europa en een loskoppeling van radicalisering en religie; ze noemde daarbij onder andere radicaal linkse groepen in Duitsland en Italië van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw.
Na de pauze en de prijsuitreiking voor de Marjan Rens-LOVA Scriptie Prijs hield José haar afscheidsrede. Deze had als titel: “If we would only know the ideology of these Boko Haram attackers…”. Daily life and Islamic identities in a region under terror. Haar verhaal ging over de terreurgroep Boko Haram (vertaald: Onderwijs Verboden) in Noord Nigeria en de mogelijke genderrelaties binnen die groep, verteld vanuit de leefwereld van Papa en zijn ouders, zussen en broers in de stad Mokolo in Noord Kameroen, vlak bij de Noord Nigeriaanse grens. Papa, nu een man van 34 jaar, kent ze sinds zijn vijfde jaar. Hij was het vriendje van haar zoon Reinout toen ze in 1986 met haar promotieonderzoek begon, sindsdien is er veel contact gebleven. De titel van haar rede ontleende José aan een uitspraak van Papa in een telefoongesprek met hem van maart 2015. Ook in de foto’s die José tijdens haar rede liet zien stond Papa centraal, vaak samen met de kinderen van José en veel andere mensen, studenten zowel als vriendinnen, vrienden en familie, die bij zijn familie altijd een hartelijk onthaal hebben gevonden. Soms leken de foto’s op zichzelf te staan, maar soms raakten ze weer aan haar verhaal.
José begon met het vertonen van een korte door haar gemaakte film. Deze gaat over de culturele eenheid die Noord Kameroen en Noord Nigeria in de pre-koloniale periode was en het feit dat veel jonge mensen in Noord Kameroen tot voor kort naar Nigeria reisden om hun kennis over de islam te vergroten. Daarbij werden velen beïnvloed door de Sufi bewegingen die in Noord Nigeria actief zijn en in Kameroen lange tijd waren verboden, maar die grote invloed hebben op de islam beleving in de regio. De verschillende imams en de vrouw met wie zij spreekt behoren allen tot de Tidjaniya broederschap en geven aan dat er vandaag aan de dag vele wegen zijn binnen de Islam.
Na de film vertelde José over de vluchtelingenkampen die er momenteel zijn in het gebied waar ze vele jaren onderzoek deed. Duizenden mensen zijn gevlucht voor de terreur die Boko Haram in naam van de islam zaait. Ze refereerde naar haar studie Polemologie en het feit dat ze een scriptie schreef over de ‘terreurgroep’ RAF (Rote Armee Fraktion) in Duitsland en het feministisch gehalte van hun ideologieën, omdat het een beweging betrof waarin veel vrouwen actief waren. Zouden we ons kunnen voorstellen hoe de genderverhoudingen in een groep als Boko Haram er uit zou kunnen zien? En hebben ze werkelijk geen ideologie?
Om het ontstaan van de groep te begrijpen plaatste José deze in de historische en culturele context van de regio, waar onderwijs voor vrouwen zowel als voor mannen altijd een belangrijke plaats heeft ingenomen, al werd deze in de pre-koloniale periode in het Arabisch gegeven. Door haar lange verblijf in de regio – in 2000 en 2001 was zij ook directeur homoloog van een wetenschappelijk centrum voor Ontwikkelings- en Milieuvraagstukken aldaar – heeft zij de processen van fundamentalisering in de regio kunnen volgen. De regels van de islam werden bediscussieerd via de nieuwe media, cassettes en videorecorders, maar ook waren er veel rondreizende predikers, Pakistani genoemd, die hun visie op de islam verkondigden. Het meest kenmerkend was de oprichting van islamitische privéscholen omdat de moslims in Kameroen wel graag ontwikkeling wilden, maar een die niet ‘westers gericht’ was en waarin er voor vrouwen ook een plaats was. Immers, op de publieke Kameroense scholen moeten meisjes en vrouwen hun hoofddoek af doen ten gevolge van het systeem van de scheiding van kerk en staat, een erfenis van de kolonisator Frankrijk.
In haar zoektocht naar de ideologie van Boko Haram heeft José ontdekt dat uit teksten en interviews uit de beginperiode van de groep blijkt dat ze onderwijs op zich niet afwijst, maar wel westers onderwijs. Bovendien protesteerde de groep tegen de schrijnende ongelijkheid in het land en de corrupte overheid. José meent dat het extreme geweld dat door de Nigeriaanse overheid aanvankelijk tegen de groep werd gebruikt mede resulteerde in de gruweldaden die de groep inmiddels heeft gepleegd. Papa’s broer werd in Nigeria geconfronteerd met de groep en gevraagd er aan deel te nemen, maar hij slaagde erin aan hen te ontsnappen. Veel jongeren worden echter gedwongen zich bij de groep aan te sluiten. José vertelde ook over Papa’s zus, zij heeft gestudeerd en reflecteert vaak op José’s artikelen. Zij is momenteel zwanger en zal binnenkort bevallen. Naar aanleiding daarvan deelde José haar reflecties over de gender verhoudingen binnen Boko Haram met haar publiek, gebruik makend van haar kennis daarover in de regio en de verhalen die zij optekende uit de mond van een oma van een vriendin die ooit (voor WO I) als slaaf was meegenomen en memoreerde hoe vrouwen en meisjes toen werden behandeld. José veronderstelt dat veel van de gekidnapte schoolmeisjes huwelijken hebben moeten aangaan of zijn aangegaan met leden van de groep, zwanger zijn en zullen moeten bevallen zonder de hulp van de familie zoals gebruikelijk is in de regio. Ze vraagt zich ook af of we ons eventueel zouden kunnen voorstellen dat er ook vrouwen achter de gruweldaden staan en/of ze zelf uitvoeren omdat geweld immers niet alleen aan mannen is voorbehouden zoals het verhaal van Karin Willemse illustreerde? Of zijn de meisjes die zichzelf opbliezen hiertoe gedwongen? Opnieuw refererend naar de RAF stelde José dat hun ideologie, ‘het aan de orde stellen van excessief westers consumptisme’, op zich redelijk billijk was. Het waren de methoden die escaleerden en eenmaal binnen de groep was het moeilijk om er uit te stappen. Het kapitalisme en zijn excessen wordt inmiddels als een religie aan iedereen (globalisering) opgedrongen. Zijn we niet verworden tot de ééndimensionale mens die Marcuse al in 1964 beschreef? Hetzelfde mechanisme is hoogstwaarschijnlijk aan de orde bij Boko Haram. Hun aanvankelijke verzet tegen ‘westerse scholing of ontwikkeling’ is te begrijpen wanneer we de kritiek van de auteur Spivak ter harte nemen die het wereldwijd aanwezige neokolonialisme in onderwijssystemen aan de orde stelde. Wat heeft een nomade aan kennis over de Franse literatuur in een omgeving waar geen boek aanwezig is?

Aan het eind van haar toespraak dankte José haar collega’s en studenten van de Leidse Universiteit, maar met name haar collega’s uit het LOVA netwerk. Ze hoopte dat ze met haar onderzoek en onderwijs een bijdrage heeft geleverd aan de kennis van gender constructies. Het geven van onderwijs deed ze altijd met veel plezier, maar de laatste jaren maakte haar ziekte het soms ook zwaar. Ze wees op het belang van het bestaan van een netwerk van feministische antropologen en de steun die dit haar altijd heeft gegeven. Voor diegenen die denken dat de klus van de integratie van gender in de wetenschap is geklaard, wees José op de recente oprichting van het platform ‘Athena’s Angels’ door vier vrouwelijke hoogleraren in Nederland. José sloot af met een dankwoord aan haar familieleden en vrienden.

Het seminar werd beëindigd met dankzeggingen van anderen aan José. Als eerste memoreerde prof.dr. Gerhard Persoon als directeur van het Instituut CA-OS de vele verschillende taken die José bij de Leidse Universiteit vervulde en haar enthousiasme en inzet daarbij. Prof.dr. Peter Geschiere bedankte haar als vertegenwoordiger van de Antropologen Beroepsvereniging voor de bestuursfunctie die José in de jaren tachtig/negentig als vertegenwoordiger van LOVA en later als vertegenwoordiger van de Universiteit Leiden bij deze organisatie heeft vervuld en de vele ideeën die ze daarbij inbracht. Dr. Marina de Regt sprak als voorzitter van LOVA over José’s rol bij de oprichting van deze vereniging en haar grote inzet ervoor nadien. In 2004 werd daarom aan José het erelidmaatschap van LOVA toegekend en nu tien jaar later heeft Marina namens LOVA geholpen met het organiseren van dit officiële afscheid van José, in samenwerking met Floor Hendriks van het Instituut CA-OS. Marina overhandigde aan José een liber amicorum waarin vrienden, familie en collega’s herinneringen aan José opschreven verlucht met foto’s. In reactie hierop sprak José opnieuw enkele dankwoorden en daarna was het seminar dan toch echt ten einde. Ondanks de hitte in het zaaltje was het een mooi en gedenkwaardig afscheid. Ik hoop dat José met deze afsluiting nog vele jaren van haar pensioen zal kunnen genieten in haar huis in Frankrijk en van daaruit door zal gaan met publiceren over haar onderzoeksdata en reflecties daarop om gender studies in de antropologie te blijven voorzien van haar ideeën en kennis.